Drenthe, oktober 1901

​

Iedereen op de kermis kijkt raar op als na een hagelbui opeens een grote, zwarte tent tussen alle kramen wordt opgezet. Kermisbaas Bonker ruikt geld, waarzegster Serafina denkt aan boze geesten en Vosco de goochelaar is stikjaloers. Maar jonge poppenspeelster Matje is razend nieuwsgierig naar de Engelssprekende nieuwkomers. Zouden deze mensen haar iets kunnen vertellen over het verre Amerika, het land van haar dromen?
Wat Matje niet weet is dat de komst van de nieuwe kermisreizigers haar hele leven overhoop zal gooien. Nog geen twee dagen na het verschijnen van de mysterieuze tent moet ze vluchten. Haar zusje Kee komt haar achterna met Bonkers zoon Puf en het aapje Toets. Ze slepen een koffer met wonderlijke inhoud mee. Een lange reis begint...